JAN DAMS

Beeldend kunstenaar Jan Dams bouwt met zijn Compagnie aan een poëtisch imperium.
Interview met Jan Dams; expositie Numbers and Doors, september 2009 Flipside, Eindhoven.

Dams toont een reeks kleine beelden, gegoten in lood. Architectonische modellen, gecondenseerde steden, zwaar en massief maar haast zwevend in de ruimte door de ijle pootjes waarop het werk wordt gepresenteerd. Places of Worship and Industry.
Op de vraag waarom Dams het werk zo heeft genoemd, geeft hij niet direct antwoord, hij nodigt me eerst uit tussen het werk te komen zitten. Lage krukjes, massief hardhout en betonijzer, zijn onderdeel van de installatie. Plotseling zit ik midden in de stad, voel ik me haast een klein kind en kan me voorstellen dat ik daar loop, op die pier bij dat kleine fabriekje met die schoorsteen. Dams verteld dat het hem precies daar om draait, dat hijzelf net een stukje verderop zit, in de zon met een kopje koffie.

Places of worship and industry, zijn dat dan kerken en fabrieken?
Dams: Nee, ik maak vaak plekken in mijn werk. Huizen, boten, eilanden. Het gaat dan meer om het idee, gevoel, de beleving van die plekken, plekken waar ik zou willen zijn, me terugtrek in stilte, om er gewoon te kunnen zijn. Het is me te doen om die aandacht, dat is de worship, de aanbidding. Het leven te voelen. Aanbidding en industrie. Heel hard werken en heel veel liefde, dat is denk ik wel een mooie samenvatting van mijn werk, of het leven.

Wil je deze plekken dan ook in het groot, als echte gebouwen uitvoeren?
Dams: Nee lijkt me niet, lijkt me veel gedoe, trouwens daar gaat het niet om. Het gaat om de persoonlijke beleving, de fantasie of in ieder geval even de werkelijkheid ontstijgen. Dat moet je uiteindelijk als beschouwer toch zelf doen. Dan is het toch handiger dat zo´n beeldje thuis op je tafel kan staan, desnoods op de vensterbank.

Lood, massief hardhout en betonijzer. Heftige materialen, is dat typerend voor al je werk?
Dams: Ik hou wel van eerlijke pure materialen. Dingen die geen laklaagje nodig hebben, waarvan de ruwheid, de ongepolijstheid een kwaliteit is. Maar eigenlijk komen alle materialen wel aan bod, heb ik ook veel uit hout gehakte beelden, sloophoutsculpturen gemaakt en met hardsteen gevochten. Soms is het materiaal een bewuste keuze omdat ik al weet wat ik wil maken. Maar vaak ontdek ik al werkend pas wat ik aan het maken ben, of wat het betekent. Dat is eigenlijk het mooist, als ik iets zie onstaan, haast buiten mezelf om, in dialoog met het materiaal. Dan is het wel fijn dat het een echt materiaal is, met een eigen identiteit. Tegelijkertijd houd ik ook van constructies, en beschouw ik daarin ook iedere schroefkop en stukje plamuur als volwaardig onderdeel van het beeld, laat ik die liever zien als ornament dan dat ik ze wegpoets. Alles is dus eigenlijk wel mogelijk materiaal.

Je toont bij dit werk niet alleen de beelden maar ook de gietmallen en oorspronkelijke modellen, vindt je het belangrijk het hele proces te laten zien?
Dams: Ik vind het niet belangrijk dat mensen zien hoe ik het heb gemaakt, alhoewel sommigen dat wel interessant vinden, kan dat juist een stuk magie wegnemen. In dit geval was ikzelf heel benieuwd naar de transformatie van de lichte sloophouten modellen, naar het massieve gegoten lood. Pas tijdens het maken van de mallen ontdekte ik dat deze tegenvormen zeker zo interessant waren. En de verzameling mallen weer een hele stad op zich vormden. In die zin zijn processen altijd interessanter en waardevoller dan eindresultaten. Ik heb geen doel voor ogen behalve te proberen ieder moment, iedere aaneenschakeling, met evenveel aandacht en liefde te bejegenen, mee te maken. Dan zie je veel, maak je veel mee en is het leven heel mooi en waardevol. Mijn werk is daar een weerspiegeling van. Dus ja, ik vind het proces wel belangrijk, en deze keer kon ik het tonen.

Heb je de beelden ook zelf gegoten?
Dams: Ja. Ik wil altijd alles zelf doen. Dat is allemaal onderdeel van het ontstaan. Ik denk dat je dat eraan af ziet. Dat je die intentie kunt voelen in het uiteindelijke beeld. Voor deze reeks beelden heb ik een nieuwe gietinstallatie gebouwd. Het vuur hoog opgestookt, het metaal gesmolten, boven de dampende kolkende mallen gehangen, mijn armen verbrand, en met volle teugen genoten van de ouderwetse noeste arbeid. Als een klein kind niet kunnen wachten de mallen uit te pakken, de beelden te zien. Die alchemie, van sloophout en oud lood, met liefde en aandacht kunst te maken, goud, dat proces, daar is het mij om te doen.